
Er was eens een koning, koning Wilwel genaamd. Hij was koning van Digibetia. Digibetia was maar een heel klein landje en lag naast Boekomania, een ontzagwekkend groot rijk. Als koning moest hij voorzichtig opereren, hij mocht zijn grote buurman niet voor het hoofd stoten. In Digibetia probeerde hij zijn onderdanen zo goed mogelijk op de hoogte te houden van wat er allemaal gebeurde – hij schreef berichten, die iedereen, die het wilde kon lezen. Hij hoorde echter niets van hen. Waren ze het er mee eens, of wilden ze iets anders? Zo af en toe vroeg hij er een van zijn onderdanen wel eens naar, en kreeg dan meestal heel foute antwoorden. Soms kwam er bericht terug. Als hij dan keek wie er gereageerd had, bleek het niet een van zijn eigen onderdanen te zijn, maar iemand (Edwin), die ver weg op een eiland of (Wowter) in een ander ver landje woonde. Hij werd er wel eens moedeloos van. Had het nog wel zin, moest hij hier wel mee doorgaan? Of deed hij het alleen voor Edwin en Wowter en nog een paar anderen? Rechtvaardigde dat de tijd wel, die hij er in stak? Hij wist het niet meer. Toen werd hij met een schok wakker, badend in zijn zweet. De droom stond hem nog helder voor de geest. Laat ik eerst maar eens een glas melk drinken, dacht hij bij zichzelf, daar knap ik misschien van op.