Ik was nooit zo'n vergadertijger, ook niet in mijn studietijd. Op een sociale opleiding behoorde je dat eigenlijk wel te zijn. Zitting hebben in werkgroepen was studieplicht. Gelukkig vond ik medestanders: 'Hou ut simpel' heette de werkgroep waarin we ons verenigden. Vanuit dat opgewekte streven namen we zitting in andere werkgroepen en commissies die we op nut en noodzaak bekeken. Wanneer die er onvoldoende was probeerden we zo'n club op te heffen, minder bij elkaar te laten komen of op te laten gaan in een ander verband.
Onze natuurlijke vijanden bleken niet zozeer de docenten, die gaven liever les, maar oudere jaarstudenten die dit vergaderbouwwerk tot stand gebracht hadden. Zo was er per studierichting een stagewerkgroep met ieder een eigen kaartenbak (uit die tijd nog) en een eigen vergaderstructuur. Wat was eenvoudiger er één van te maken? De problemen en mogelijkheden die je als stagiair tegenkomt zijn immers overal hetzelfde? Er waren ook overleggen per studiejaar met dwars daarop overleggen per studierichting. Die eerste hebben we inderdaad opgeheven, dat scheelde meteen vier werkgroepen. Dit proces nam enkele jaren in beslag, ons succes nam natuurlijk toe naarmate meer oudere jaar verdwenen en wijzelf de ouderejaars werden.
Ik heb hier veel van geleerd en een eigenstandige visie op organisaties gekregen die nooit meer helemaal overging. Een interessante paradox is dat we behoorlijk veel moesten vergaderen om het aantal vergaderingen te beperken.
B.Logger
Monday, May 16, 2011
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Wie heeft het tegenwoordig nog over ver-ga-de-ren? Alleen het woord al suggereerd veel praten en een geeuw. Overleg is het in-woord. Het wekt de suggestie van kort en bondig en dat er naar elkaar geluisterd wordt.......geeuw.
Post a Comment