Allemaal willen we de hemel / auteur: Els Beerten. Je weet dat iets een goed boek is, wanneer je, aangekomen bij het laatste hoofdstuk, niet verder wilt lezen omdat je het einde uit wilt stellen, nog geen afscheid wilt nemen van de verhalen en van de personages van wie je bent gaan houden.En hoewel het wellicht nog te vroeg is om te zeggen dat Beertens boek een klassieker is, heeft het alles in zich om er één te worden.
‘Allemaal willen we de hemel’ speelt zich eerst af in 1942: de Tweede Wereldoorlog is in volle gang. De Vlaamse plattelandsjongeren Ward, Jef, Renée en de kleine Remi beleven de oorlog elk op hun eigen manier. Op de jongens wordt ingepraat, dat ze nodig zijn aan het front om te vechten tegen de Russen die het christelijke geloof bedreigen.
Jef wil een held worden, maar zijn ouders houden hem thuis. Ward laat zich door zijn moeder niet weerhouden en trekt ten strijde. Na de, in zijn ogen, laffe zelfmoord van zijn vader, doet Ward er alles aan om te bewijzen dat hij geen zwakkeling is. Wanneer hij tijdens zijn verlof in het dorp een aanslag pleegt op leden van het verzet, valt er een dode. Jef beschuldigt zijn voormalige vriend Ward van de moord. Dat dit niet de (hele) waarheid is, wordt duidelijk wanneer Ward na jaren terugkomt naar het dorp. Ondertussen worstelt Renée met het vertrek en het verraad van haar eerste liefde Ward, terwijl haar jongere broer Remi vooral veel moeite heeft met het feit dat hij overal buiten wordt gehouden.
Het steeds wisselende vertelperspectief maakt het boek uitdagend, interessant en veelzijdig. Deze afwisseling zorgt er bovendien voor dat de lezer het verhaal maar stukje bij beetje kan ontrafelen. Ook toont het de moeilijkheid van het leven: ieder verhaal kent meerdere kanten. Iedereen beleeft de oorlog anders, iedereen ziet de dingen op zijn of haar manier. De personages hebben in het verhaal elk een eigen stem, die dit nog eens benadrukt. De in zijn jeugd verongelijkte, onwetende maar altijd optimistische Remi vertelt in een terugblik:
“Ik geloof dat nog altijd niet. Dat de hemel alleen in de kop van de mensen zit. Onze Jef komt er al zeker in. Onze Jef is altijd al een held geweest, en nu hij dood is, nog meer. De paters vooraan in de kerk zeggen het, de mensen prevelen het, de poort van de hemel zal wijd open staan voor hem.”
Maar ook de gefrustreerde en gesloten Jef en de onvermoeibare Ward die zich koste wat het kost wil bewijzen: allemaal komen ze tot leven. En daarmee worden de keuzes die zij maken,hoewel soms onbegrijpelijk, in elk geval een beetje inzichtelijk. De grenzen tussen goed en kwaad, held en verrader worden zo vaag. Want iedereen handelt vanuit een gevoel goed te doen, iedereen wil naar de hemel... (SK)