De NS zette bussen in ter hoogte van Rotterdam.
Er waren nog veel lege plekken, toch nam de enige medereiziger met psychiatrische kenmerken plaats in de stoel naast mij. Lang en recht als een rietstengel fluisterde hij voortdurend voor zich uit terwijl hij net iets te veel plaats in te nam.
Gelukkig ontspon zich in de stoelen achter mij een gesprek. Men merkte een bord op waarop sprake was van 'de limiet'. 'Dat moet toch zeker 'het limiet' zijn?' Vervolgens ging het over de teloorgang van het correcte gebruik van 'de' en 'het' tussen wat een Vlaming en een Delftenaar bleken te zijn. Het stengelwezen naast mij viel hier helemaal stil van en trok zijn ledematen (onder zachte drang van mij) steeds verder in.
Het gesprek bracht mij weer even thuis, plaats van handeling: de eettafel. Dampende pannen en mijn vader zit aan het hoofd, mijn moeder aan het andere hoofd, aan beide lange zijden, de kinderen.
Ik: 'Doe mij de zout even'.
Mijn zus: 'dat is Rotterdams, het is: geef mij het zout'.
Ze had natuurlijk helemaal gelijk maar ik wist niet beter. Iedereen sprak ABR (Algemeen Beschaafd Rotterdams). Kenmerkend voor ABR is naast de beroemde voortrollende r dus ook een overmatig gebruik van het werkwoord 'doen' en het verwisselen van 'de' en 'het'.
Meer weten over mijn geliefde dialect? Lees 'Wat zeggie? Azzie val dan leggie!'
B.Logger
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment