Nu sijt wellekome
Bij
thuiskomst wachtte de langste slungeligste gestalte die Miriam ooit zag. Bijna
nog verbazingwekkender was dat haar ouders geen spoor van verbazing vertoonden.
Haar moeder
sprak de rituele woorden: 'Treed binnen, ons huis is uw huis'.
De jonge man maakte een sierlijke buiging. 'Met grote dank, Jusef Simmons'.
Zijn
handdruk was stevig. Steviger dan beleefd werd geacht, op een eigenaardige
manier ook zacht. Het was niet de hand van een werkman. Hij keek haar nadrukkelijk aan.
'Deze
jongeman is vanavond onze gast, hij was niet in beeld op de bijeenkomst, hij is
dan ook geen bemanningslid' legde haar vader uit. 'Bijna niemand weet van zijn
aanwezigheid'.
Jusef
glimlachte ' en dat wil ik graag zo houden, ik ben geen verstekeling, de
bemanning weet exact wie ik ben.' 'Ik ben historicus, een verre collega van je
vader en ook diplomaat'.
De
kerstmaaltijd was één van die bijzondere gelegenheden dat er vlees werd gegeten
en deze keer kwam er zelfs wijn op tafel. Haar ouders zaten gewoontegetrouw
ieder aan een hoofd van de tafel en Miriam in het midden maar nu tegenover deze
Jusef in al zijn overdonderende vreemdheid.
Het
tafelgesprek ging voornamelijk over Argus en drong slechts bij vlagen tot
Miriam door, het bevatte weinig nieuws voor de dochter van een historicus.
Ooit was Argus astroïde 1123020, ze werd één der eerste mijnbouw asteroïden,
geëxploiteerd door Bethlehem steel. Nadat de delfstoffen gewonnen waren kocht
een christelijke groepering de astroïde om zich daar te vestigen. In de begintijd van het imperium
kreeg Bethlehem een interstellair voortstuwingssysteem en omgebouwd
tot ruimteschip. Bethlehem verliet het zonnestelsel en werd na een lange
diensttijd als explorer tenslotte als 'HMS Argus' gestationeerd aan de
buitengrenzen van het imperium om observatietaken te verrichten.
Miriam zag
voornamelijk hoe zijn slanke handen het bestek hanteerden en die merkwaardig
blauwe ogen.
Tijdens het
nagerecht, de traditionele kerstpudding, verschoof het gespreksonderwerp naar
het imperium en de toestand in de werelden.
Jusef
vertelde hoe het imperium meer en meer verdeeld raakte wegens zwak bestuur, men
maakte zich op voor een oorlog.
'Het is nu
nog een schemeroorlog, maar het zal niet lang meer duren voor er een echte
oorlog uitbreekt'.
Miriam
staarde naar haar bord: 'Wat verschrikkelijk' mompelde ze.
Jusef nipte
nog eens van zijn wijn: 'jullie boffen, de buitengrenzen van ons imperium zijn
een veilige plek, de kans is klein dat de oorlog jullie gaat treffen'.
'Oh pardon'
Miriam stootte Jusef per ongeluk aan onder de tafel of was het andersom?
Jusef
glimlachte: 'Dit is geen tijd voor sombere beschouwingen, dit is kerstavond,
laat ons een lied zingen'.
Hij boog
zich voorover en haalde uit zijn plunjezak haalde een snaarinstrument
tevoorschijn. 'Kijk dit een luit' legde hij uit.
'Hé' lachte
Miriam, 'zoiets hebben wij ook, maar dan anders'.
Ze holde
naar haar kamer en pakte de luit.
Er ontspon
zich een gesprek over het verschil tussen beide instrumenten: de vorm kwam
overeen maar het aantal snaren verschilde.
Het was
even zoeken om het zessnarige en het achtsnarige instrument op elkaar af te
stemmen. Vervolgens zochten ze een lied uit dat zij allen kenden. Nooit eerder
klonk zo prachtig het aloude lied 'Nu sijt wellekome'. meerstemmig, begeleid
door twee luiten.
Men keek
elkaar aan. In ieders ogen stonden tranen.
'Dit lied
is zo oud als de werelden zelf en het doet me zo aan thuis denken. En,
vervolgde Jusef fluisterend: 'ik ben al zo lang onderweg'.
Het werd
stil. Miriam's vader keek alsof hem iets te binnen schoot en stond resoluut
op. Haar moeder
zei: 'we maken samen nog even een ommetje, het kan even duren'.
Kerstkinderen (uit de memoires van prinses
Miriam: deel I mijn jeugdjaren)
Inmiddels een oude vrouw maar ik
herinner mij dit als de dag van gisteren. Wellevendheid en fatsoen verbieden
mij deze episode verhalend voort te zetten. Negen maanden later werd Argus
'getroffen' door een kleine geboortegolf (14 in getal)
Ongemakkelijk voor zowel bestuurders
als de voorganger maar niet ongewoon na bezoeken van buitenaf zoals ik later
ontdekte. Lange tijd raadselachtig voor anderen was de maagdelijke geboorte:
Jusef's aanwezigheid moest geheim blijven. Dit 'raadsel' werd opgelost toen
prins Jusef de nieuwe keizer van het imperium werd en mij aannam als zijn
vrouw.
De situatie op Argus was sowieso al
eeuwenlang ingewikkeld. Er werd strikte geboorteplanning opgelegd door de
bestuurders. Argus kon hooguit plaats bieden aan 1500 á 1600 zielen. Onze
oorspronkelijke leefregels verzetten zich tegen geboortebeperking. Dit dilemma
is beschreven in een publicatie van één van mijn voorouders: 'het grote
sterven: bestuurders en voorgangers in tijden van honger en dood'.
Mijn vader beschreef in een vervolgwerk
'een verborgen geschiedenis' het andere dilemma: dat van een kleine geïsoleerde
gemeenschap die slechts eenmaal in de 50 jaar bezocht wordt door een bevoorradingsschip.
Het risico van inteelt is dan groot maar onze leefregels verboden uiteraard promiscue
gedrag. De enige oplossing was dat
bestuurders en voorganger eenmaal per vijftig jaar discreet de andere opkeken.
Dat deden ze dan ook, zonder enig enthousiasme overigens.
In dit geval ging het om een
ongepland bezoek van een verkenningsschip. Achteraf kan ik alleen maar
bewondering hebben voor de wijze waarop de voorganger dit in zijn kerstpreek
verwerkte. Het overige is geschiedenis en uistekend beschreven in 'de kronieken
van het imperium'.